安雨雯 Annekee

安遊記

ān yóu jì · travel notes van Annekee

Taipei ’23 – dag 23: Banyanbladvalgevaar

Morning!

Al dagen probeert mijn telefoon me te vertellen dat ik geld moet uitgeven. Ik heb namelijk nog maar heel weinig opslagruimte over, en als ik niet gauw extra ruimte koop voor al m’n foto’s, dan kan ik niks meer opslaan. Ik heb daar een simpelere oplossing voor: foto’s van telefoon afhalen. Ik weiger te betalen voor extra opslagruimte. Geheel in luie stijl doe ik dat opruimen voordat ik vandaag op stap ga nog niet. Dus dan maar op hoop van zegen dat ik nog genoeg foto’s kan maken, want ik ga vandaag op tempeljacht.

Bij de Family Mart is het rustig, dus mijn ontbijt bestaat uit een grote kop koffie en wederom een Caesar salad, deze keer wel direct met saus. Er schijnt onderin mijn rugzak nog een banaan te zijn. Ik bedenk me dat ik die maar opeet als de salade niet genoeg blijkt te zijn.

Natuurlijk is mijn rugzak ook weer gevuld met een flesje water. Nodig, want de zon schijnt. Selectief dan, er komen ook heel veel dikke wolken langs. Die zijn fijn, want dan is het wel te doen. Van schaduw naar schaduw loop ik naar de metro. Ik ga maar eens richting rode lijn, want als ik er bij 劍潭 Jiantan uit ga zou de Confucius Temple op loopafstand moeten zijn. Op dit station kom ik echter helemaal niet meer vandaag. Als we bij het station ervoor stoppen – 圓山 Yuanshan, het eerste station bovengronds – zie ik dat er daar een farmer’s market bezig is. Het is er gezellig druk en er staan allemaal kraampjes. Ik besluit daar maar uit te stappen, want wat ik doe vandaag maakt me eigenlijk niet uit. Ik wil gewoon een beetje op leuke plekken rondlopen.

De farmer’s market is inderdaad gezellig. Het is er niet te druk. Er lopen wel een heleboel modieuze mensen rond. Hoe modieuzer, hoe groter de kans is op een meelopend hondje als huisdier. De honden hier zijn trouwens wel lelijk, met uitzondering van een paar spaniëlachtige verschijningen. De meeste zijn namelijk poedels, en dan maat rat. Ze zien er ook nog eens allemaal uit alsof ze met hun pootjes in een stopcontact hebben gezeten: al het haar staat rechtop, alle kanten op. Meer haar dan hond zeg maar, helemaal ontploft. En dan met die hele kleine spitse neusjes… Ze doen mij meer deken aan de koppen van moblins uit Zelda (zie illustratie) dan aan huisdiertjes.

Dat is zeg maar echt niet mijn ding.

Achter de farmer’s market is ook nog een foodcourt. Ze hebben er eten uit de hele wereld. De mensen die achter de kraampjes staan passen ook vaak bij het land waar het eten vandaan komt. Ik blijf het, net als de locals hier waarschijnlijk, toch heel gek vinden om door iemand die eruit ziet alsof ‘ie uit India komt in het Chinees aangesproken te worden. Ik eet er wat en besluit dat het dan toch wel tijd is voor de tempel. Alhoewel ik er best lekker zit is het er warm, en al mijn kleding plakt al weer aan mijn lijf. Als je me zag zitten, zou je denken dat ik een fles water over mezelf heen had gegooid. Niets is minder waar: het is echt allemaal zweet.

Na ongeveer vijfhonderd meter zigzaggen door straatjes kom ik uit bij de Confucius Temple. Die is namelijk alsnog in de buurt, alhoewel ik iets verder moet lopen dan als ik bij mijn vooraf geplande was uitgestapt. De tempel is gaaf. Heel mooi van kleur, en echt groot! Best wel een stukje groter dan de Longshan Temple. Het is er ook lekker rustig. Ik schat zo in dat in het gehele complex ongeveer twintig mensen rondliepen.

In de zijgebouwen van de tempel zijn ook nog een paar tentoonstellingen. Er is er eentje over het Chinese schrift, en hoe dat door de geschiedenis heen is geworden wat het nu is. Dat vind ik sowieso al leuk, dus daar blijf ik lekker lang kijken en hangen. Wat misschien ook wel helpt, is dat er daar airco is. Hehe. Afkoeluh! Er is wel wat geks. Op de muur staat dat je op het scherm eronder een spelletje kan spelen om te kijken hoe goed je kalligrafiekunsten zijn. Dat wil ik wel spelen (ook al zijn ze helemaal ruk). Tik op het scherm om het spelletje te beginnen staat er. Ik tik op het scherm. Op het scherm staat: Tik alsjeblieft niet op dit scherm. Huh? Er is verder geen ander scherm in de buurt waar ook op te tikken is, en de pijl wijst toch echt naar dit scherm. Ik vind het bijzonder dat ik door een informatiebord en een computer van het kastje naar de muur ben gestuurd, maar goed. Volgende kamer dan maar. 😅

Bij de tempel is gelukkig ook een souvenirwinkeltje. Mooi, want ik wil nog wat dingetjes kopen. Ik neem de tijd om rond te kijken, maar vind niet wat ik zoek. Ja, het is allemaal best mooi, maar eigenlijk niet je van het. Voor mezelf vind ik wel iets: een set van vijf mappen waar ik A4’tjes in kan bewaren. Altijd handig, voor als ik tijdens lessen papieren krijg, of zelf wat kladpapier wil meenemen naar een college. Op de mapjes staan uitspraken van Confucius gekalligrafeerd, maar omdat ze zo mooi (lees: ingewikkeld) geschreven zijn, kan ik ze niet lezen. Ik geloof het dan maar. Het blijft mooi spul. 😃

In de tempel mag je, zoals op zo veel plekken hier, niet eten en drinken. Na ruim anderhalf uur binnen de muren van het complex heb ik echter meer uitgezweten dan ik vandaag heb opgedronken, dus het wordt tijd om daar wat aan te doen. Buiten vind ik gelukkig snel een bankje, waarnaast ik de meest interessante waarschuwing vind die ik in mijn leven gezien heb: Zit hier niet te lang, want als de bladeren uit de banyanbomen vallen, dan vallen ze hard. Er staat inderdaad een plaatje bij van een persoontje die een banyanblad tegen zijn hoofd krijgt en vervolgens pijn heeft. Ik kijk naar boven. Het zijn inderdaad grote bomen, maar ze zien er ook weer niet zó groot uit? Er is vast een reden voor deze waarschuwing, dus ik neem ‘m in acht. Ik ga zitten, maar niet te lang. 🙃 Eigenlijk kan ik hier helemaal niet tegen, want ‘lang’ is totaal niet gedefinieerd. Wordt de kans van een bladaanval significant groter na tien minuten? Na vijftien? Na een halfuur? Valt er elk uur standaard een blad, en heb je pech als je er precies op de door de boom besloten tijd onder zit? En hoeveel mensen zijn er hier al met hoofdpijn vertrokken omdat ze een blad tegen hun kop (dus niet voor hun kop, deze keer) hebben gehad?

Na al deze gedachten besluit ik dat het tijd is om verder te lopen. Als het al niet is voor de inmiddels gegroeide angst voor een vallend blad, dan wel voor mijn eigen mentale gesteldheid. Te veel onduidelijkheid!

Mijn culturele kant heeft geluk vandaag. Aan de overkant is ook nog eens een tuin! Daar ga ik maar eens heen. Voordat ik binnenloop lees ik eerst alle Chinese teksten die uitleggen wat er allemaal niet mag. Daar staat zowaar een keer niks tussen wat ik weleens zou kunnen gaan doen (roken, alcohol drinken, hond uitlaten, dingen verkopen). Waar ik me wel over verbaas is dat er staat dat de tuin van 9 tot 1 en daarna van 5 tot 7 open is. Maar, het is nu half 3, de hekken zijn open, en er lopen mensen binnen. Wanneer zij, dan ik ook. Best hoor.

Toen ik de tweede foto van links hierboven maakte had ik overigens meer het gevoel dat ik naar een Aziatische uitvoering van een kerststal stond te kijken dan dat ik in een Taiwanese tuin stond. Ik ben er nooit achtergekomen wat de scène nou uiteindelijk wel moet voorstellen, want er stond geen bordje bij. De tuin blijkt, alhoewel wel erg gedetailleerd, kleiner te zijn dan ik verwacht. Al gauw sta ik aan de andere kant weer buiten.

Maar, daar heb ik wederom geluk! Nog een tempel! Wat minder fel van kleur, maar nog steeds wel mooi (althans, in ‘t echt, ik vind de foto’s niks). Dit is de Bao’an Temple. Het is hier een stuk drukker, en er staat overal een hoop wierook flink te verbranden. Men bidt wederom tot allerlei verschillende goden, netjes aangegeven met elegant gekalligrafeerde naambordjes. Ik ben de wierookrook vrij gauw zat. Na die flinke verkoudheid hoest ik eigenlijk nog steeds als ik zelf veel praat. De wierookrook zet dit helaas ook aan. Dan maar even naar huis, even bijkomen en uitrusten.

Rond zessen, als ik de deur weer uit wil gaan voor nog een poging tot souvenirjacht, komen er vanuit Japan allemaal foto’s van bonnetjes. Nou, die eerst maar ontcijferen, want dat is leuk! Ik begin met de bonnetjes waar wél karakters op staan, da’s een stuk makkelijker dan al dat Japanse fonetische gewauwel. Dat lukt me ook wel redelijk, maar dat voelt eigenlijk alsof je weer in groep 3 zit en voor het eerst leert lezen. Je moet steeds nadenken over welke klank er bij het icoontje hoort dat je ziet. En dan bedenken naar welk Engels woord je dat zou kunnen terugleiden. Ik zal jullie er even in meenemen, want dat vind ik leuk.

Dit is wat ik tot nu toe onder andere ben tegengekomen:

チョコクーキー (in letters: choko keekii) = chocoladecakeje of koekje
レモン (remon) = lemon (de Japanners hebben geen ‘l’)
ペン (pen) = pen (deze is makkelijk!)
スタンプ (sutanpu) = stamp oftewel stempel (de japanners hebben ook geen ‘m’ aan het eind van een lettergreep, alleen aan het begin)
ビール (biiru) = bier
ビーフ (biifu) = rundvlees (beef)
ベーコン (beekon) = bacon
ソーセジ (sooseji) = worstje (sausage)

Maar, pap en mam, ik vind het nog steeds leuk! ❤️

Wat ik overigens wat minder leuk vind worden is het steeds alleen zijn ‘s ochtends en – in mindere mate – ‘s avonds. Ben ik niet meer gewend, en ik vind het saai ‘s ochtends. Ik wil eigenlijk gewoon wel even kletsen en gezellig samen aan de koffie zitten. ❤️ Ik heb er echt wel weer zin in dat dat komt als ik naar huis ga. Dat is over twee weken en één dag. Ik heb nog genoeg tijd om hier alles te doen wat ik wil, en dan vind ik het ook weer goed. Ik zie er langzaamaan ook weer naar uit dat de standaard bij buiten lopen niet meer is: zweten alsof je net een uur in de brandende zon hebt getennist.

Mijn souvenirjacht lukt deels. Nog steeds niet gevonden wat ik wilde hebben, maar wel drie stickers (eentje voor in mijn logboek, want daar staat een vliegtuig op) en wat andere weggeefdingetjes. Ik wil het nog wel even graag over mijn avondeten hebben, en dan in het bijzonder over het drankje wat ik daarbij besteld heb. Ik begin het maar even met een foto.

Dit drankje stond op de menukaart als: smoked plum juice.

Oftewel: sap van gerookte pruimen.

Nou kan ik jullie uit eerste hand meedelen dat hier geen fruitsmaak meer aan zat.

Nee, het smaakte volledig naar het gerookte.

En wat krijg je als je een rooksmaak combineert met heel veel zoetigheid?

Juist, barbecuesaus.

Dus deze hele beker drinken smaakte naar heel erg verdunde barbecuesaus. Die ik dus normaal op de door pap gemaakte saté pleur, omdat het daar wel bij past. Maar bij drinken? Nee. Gadverdarrie. Ik kon het niet opbrengen om het geheel op te drinken. Ik heb zonder het verder te ruiken tijdens het eten af en toe een slokje genomen voor de vochtinname, maar holy moly, wat was dit een aparte smaak om in deze consistentie te consumeren. En wat was het vies. Never again.

Het eten was wel lekker, though! 😋

Volgens mij heb ik een nieuw record aan aantal woorden per dag, bijna tweeduizend. Nou ja, voor die gelegenheid trakteer ik jullie op een unieke mand: Meneer Mandje in hoogsteigen persoon (pictogram).